Ndala, 4-12- 021

 

Vorige week zondag zat ik te hannesen met het verzenden van de email en het lukte me niet om de bestanden van de foto’s te verkleinen. Ik ben daarom deze week nog eens verder gaan zoeken en ik heb nogmaals de instructies van Mabula nagelezen. En ineens zag ik het staan en lukt het om het bestand te verkleinen en nu zie ik het ook bij het foto programma wat ik zelf normaal gebruik. Dat is morgen een zorg minder.

Op maandagmorgen was het nog steeds rustig op de kinderafdeling. Het is nog rustig in het hele ziekenhuis, behalve op de kraamafdeling. Die ligt soms vol.

Erick, met de nekkramp, had het weekend goed doorgebracht en lijkt goed te genezen. Halverwege de week heb ik hem naar huis laten gaan. Hij was volledig genezen zonder rest verschijnselen. ’s Middags kreeg ik een ander kind met malaria en het leek ook nekkramp te hebben. Dus ik heb ook weer een lumbaal punctie gedaan. Deze was ook positief op meningitis, een pneumococcen meningitis. Het kind was nog maar zes maanden oud. Helaas is het in de vroege ochtend overleden.

Om 17.00 uur ben ik met de fiets van Robert naar de fietsenmaker gegaan om de band te plakken. Helaas moest ik dinsdag weer terug, want de band stond alweer leeg. Er zat een doorn in de band. Terwijl de fietsenmaker de band plakte ben ik naar Winfrida Mathew gegaan. Ze is secretaresse op de hiv-afdeling. Ze woont aan de oostkant van het dorp. Ze had zelf een huis laten bouwen. Ze had een grote woonkamer, eetkamer, vier slaapkamers en achter het huis een grote binnenplaats. Je kunt het geen achtertuin noemen, want er stond alleen maar een jonge mangoboom. Ze woont samen met haar zoontje in dat huis. Ze had alleen nog geen geld voor ruiten. Ze had er een tv staan en een grote diepvrieskist of koelkast. Haar zoontje van zes zit op een privé school, waar het onderwijs in het Engels gegeven wordt. De school is in Kampala een paar kilometer van Ndala. Hij gaat er met de schoolbus naar toe.

Dinsdag hebben we de hele dag op een beetje regen gewacht. Deze kwam pas ’s avonds. Het was een Nederlandse regenbui. Dinsdag kon ik ook constateren dat de twee kinderen met brandwonden het overleefd hebben. De jongen van 6 jaar had uitgebreide brandwonden, wel meer dan 30%. De wonden waren zodanig genezen dat de familie dacht, dat het verder wel poliklinisch kon. Ik heb dit keer extra op de vochtbalans gelet. Bij beiden werd de gezondheid ook nog bedreigd door malaria, maar dat werd op tijd gezien en behandeld.

Ik heb ’s middags het boek over slavernij van P.C. Emmer uit kunnen lezen. Ik was er niet alleen in geïnteresseerd vanwege de discussie hierover in Nederland, maar ook omdat hier in Oost Afrika de slavernij flink heeft mee gespeeld. Alleen al het feit dat er in Tabora veel mango bomen staan heeft daar mee te maken. Dat zou het gevolg zijn van de pitten, die de slaven onderweg weggooiden. Er zijn in deze streek heel veel oude mangobomen van meer dan 100 jaar oud. Meestal komen er niet veel vruchten meer aan. Maar het valt wel op in het landschap. Men vindt het blijkbaar niet nodig ze om te kappen. Tabora was een centrum van waar uit de slaven uit het binnenland naar de Oost-Afrikaanse kust werden gebracht. Bagamoyo en Zanzibar waren de plaatsen van waaruit de slaven werden getransporteerd, naar het Midden-Oosten en India en veel later ook naar de overkant van de Atlantische oceaan. Een van de punten van dhr. Emmer was, dat de markt altijd bepaald is geweest  door de Afrikanen zelf. Zij bepaalden hoeveel slaven er aan de kust werden aangeboden. De Europeanen waren tijdens het hoogtij  dagen van de slavenhandel niet in staat om het binnenland binnen te dringen. Hun manschappen waren niet sterk genoeg en velen overleden aan ziektes hier in de tropen, waar ze geen weerstand tegen hadden. Hier in Afrika is nooit een discussie gevoerd over slavernij als een mensonwaardig iets en in het midden oosten ook niet. Bovendien, heeft de slavernij naar verhouding toch maar beperkt bijgedragen aan de welvaart in West Europa en Nederland. De slaven waren duur en er overleden er onderweg veel. De opbrengst van de suiker, koffie en thee, was maar een klein deel van onze economie.

Nu ben ik begonnen aan een boek van de Nobel prijswinnaar Abdulrazah Gurnah “ After Lives”. Hij is geboren op Zanzibar en is gevlucht in 1964 na de massale afslachting op de Arabieren aldaar. Het is allemaal heel herkenbaar voor me.

Dinsdag ben ik, nadat ik van de fietsenmaker kwam, naar de TTC, ofwel Teachers Trainings College gegaan om wat foto’s te nemen. Er is veel nieuw gebouwd en uitgebreid. De school heeft nu 500 studenten intern. Zelfs studenten, die dichtbij wonen, moeten intern wonen. Je ziet de studenten niet op de foto’s, want het is vakantie. De nieuwbouw is gebouwd met de hulp van de Canadezen.

Woensdag was het even heel rustig op de kinderafdeling. Er waren maar 3 patiëntjes. Er was een kindje van 6 maand en dat overleed ’s nachts. Het was me niet duidelijk waardoor, want op het eind van de dag zag het er niet zo ziek uit. Ik werd door een verpleegkundige van de mannenafdeling gevraagd om de dood van een oude man te bevestigen. De man was opgenomen wegens een diarree met bloed, dysenterie. Ik werd daarna ook gevraagd om een man van middelbare leeftijd te zien, omdat hij een bloedtransfusie nodig had. Hij had een grote milt door het tropical splenomegalie syndroom, dat hier veel voorkomt door de malaria. Hij was daarvoor nooit in het ziekenhuis geweest, maar had het steeds met traditionele middelen behandeld. Dan vraag ik me af waarom is dat dit keer niet gelukt en ik wou de oorzaak van de bloedarmoede verder uit zoeken. Maar hij werd de volgende dag al door de arts die verantwoordelijk is voor de mannenafdeling ontslagen met de boodschap om over twee weken op controle te komen. Ik werd een beetje gefrustreerd omdat ik er niet veel wijzer van geworden was.

Na het werk ben ik naar Mabisilo gefietst door de zandweg. Ik heb het centrum niet bereikt, omdat ik voor het donker weer terug wou zijn. Het was verder dan ik dacht. In die omgeving wordt blijkbaar veel rijst verbouwd. Maar daar was nu nog niet veel van te zien.

Ik was woensdag ook op de polikliniek voor kinderen en zwangeren gaan kijken. Daar worden ook de vaccinaties tegen Corona gegeven. Er waren er woensdag maar 14 gekomen. Er staan dus geen lange rijen zoals bij ons. Er zijn wel veel medici, die zich zorgen maken over wat er kan gaan gebeuren als Corona terugkomt.

In de nacht van woensdag op donderdag had het een beetje geregend. De grond was toch nat. Het is nu wat minder warm dan een paar weken geleden. Ik bracht tijdens het morning report ter sprake , dat er nog steeds geen natrium en kalium bepaald kan worden Waarom wordt dat niet gedaan? Dat moest met het laboratorium overlegd warden. Later ben ik zelf daar gaan kijken en het blijkt, dat ze er wel een machine voor hebben, maar niet de chemicaliën. Blijkbaar is men er niet aangewend en wordt het dus ook nooit aangevraagd. Daar moet men met de farmaceut over praten, omdat die steeds de bestellingen doet. Voor mij zijn dit belangrijke testen, omdat er veel patiënten zijn met diarree en over geven en nu voor patiënten die op controle komen voor de bloeddruk en bv met ace remmers behandeld worden. Er valt dus nog wat te verbeteren.

Op het eind van de middag kon ik nog een keer naar Mabisilo fietsen, want ik had woensdag mogelijk ook mijn brillenkoker verloren. Ik dacht dan ga ik nog maar een keer proberen of ik geluk heb zoals met de zonnebril. Ik ben nu wel door gefietst tot bijna aan het centrum van het dorpje, maar het laatste deel van de weg had veel los zand en dat was zwaar om te fietsen. Op de terugweg zag ik al wel enkele bloembollen opkomen en ik heb er enkele uit gegraven en meegenomen, Ze staan nu hier bij het huis in de tuin. De verzameling is weer iets groter. Het zijn wilde planten. Wie weet zie ik ze nog eens terug en anders kan er iemand anders van genieten.

Vrijdag had ik zorgen over een jongen, die behandeld wordt voor een longontsteking en voor bloedarmoede door Sickelcel. Hij had weer koorts en dit bleek opnieuw door malaria te komen. Het lijkt erop, dat er hier ook resistentie ontstaat tegen de gebruikelijke medicijnen, zoals dat in Oost-Azie al bekend is. Dat is een groot probleem, want het vaccin tegen malaria laat nog even op zich wachten en helpt ook maar gedeeltelijk. Dus er is een grote kans, dat malaria hier de komende jaren weer een groter probleem wordt.

Vrijdag werd ik door een collega in Nederland ingeschakeld om het schoolgeld van een van de kinderen hier te regelen. Ik moest uitzoeken hoe, dat het best gegeven kan worden. Gisteren heb ik met de moeder gepraat en ze wil het graag cash hebben. Dus ik moet deze week in Tabora gaan pinnen om dat aan haar te geven, zodat de verschillende dingen voor de school betaald kunnen worden. Het is niet alleen het schoolgeld.

Vrijdag werd ik ook gevraagd door één van de clinical officers of ik kon helpen. Ze wou graag gaan studeren om arts te worden. Ik kon haar vertellen, dat we niemand rechtstreeks sponsoren, maar dat we het ziekenhuis helpen om goed en voldoende personeel te hebben. Ze moest dus naar de directrice gaan om gesponsord te worden. Dat kan dan bijvoorbeeld via de stichting Tabora.

Na half zes ben ik naar het dorp gefietst om een Michael Nialiga te begroeten. Zijn vrouw was hulp voor de coassistenten, maar ze is nu in Dar es Salaam, omdat ze een nier insufficiëntie heeft en gedialyseerd moet worden. Hij is een boer en daarnaast probeert hij wat bij te verdienen door pasfoto’s te maken. Ik vond hem. Hij had een nieuw winkeltje en verkocht ook coca cola. Terwijl ik daar was kwam er een dronken man bij zitten, die vroeg of ik hem iets wou geven. Dus ik ben maar weggegaan om van het gezeur af te zijn. Michael vroeg ook of ik zaterdag na het werk bij hem thuis wou komen, hij zou me bellen als hij thuis was. Voor ik naar mijn huis fietste ben ik even gaan kijken waar hij precies woonde. Hij is een buurman van Theodoor Kulinduka. Toen ik daar langs fietste zag ik dat Theodoor op zijn akkertje aan het werk was en ik ben er heen gegaan om hem te begroeten. Ik werd uitgenodigd om binnen te komen en we hebben even bijgepraat. Theodoor heeft me in de jaren zeventig hier ingewerkt. Hij was mijn rechterhand. Nu is hij over de tachtig, maar hij is nog gezond.

Gisteren, zaterdag, zou ik weer gaan fietsen met Stefano, maar hij belde om 8.00 uur af, omdat hij in de kerk moest helpen en andere dingen doen. Hij kon in de namiddag nog wel iets laten zien. Dat was niet zo ver weg. Omdat ik klaar stond om te gaan fietsen, dacht ik dan ga ik maar op mijn ééntje er op uit en kijken of ik ene Michael Masanja kon vinden. Die zou een plek weten waar de orchideeën in het wild groeien. Ik ben weer naar Wita gefietst en zou daar gaan vragen of men hem kende en waar hij woonde. Helaas kende men hem niet in het winkeltje. Ik ben doorgefietst en heb het weer een aantal keren gevraagd. Ik vond de weg naar Kaiwili weer terug, maar men kon niet vertellen, waar Michael woonde. Ik kwam ook weer bij het stuwmeertje. Er stond nu wat water en ik zag een zwarte ooievaar. Ik trof de opzichter van het stuwmeertje en kreeg wat uitleg, met name, dat ze achter de stuwdam bijna het hele jaar groenten en uien konden verbouwen. Daarna heb ik het rondje afgemaakt en weer via het dorpje Budushi gefietst en heb daar thee gedronken en een chapati (pannekoek) gegeten. Helaas kreeg ik geen verdere informatie over een plek met orchideeën. Ik heb nog iemand gebeld. Maar die was niet bereikbaar. ’s Middags belde hij terug en we hebben een afspraak gemaakt, dat we vanmiddag in een natuurreservaat gaan kijken. Dat is het Rubuga forest.

’s Middags belde Stefano om klokslag 16.30, dat we konden gaan fietsen. Hij nam me mee naar zijn akkers in de buurt van Wita. Dat was inderdaad interessant. Dat gebied zag er veel vruchtbaarder uit en het was ook mooi om te zien. Er stonden veel meer bomen en de accacia nilotica staat op veel plaatsen in bloei. Bij zijn akkers stonden enkele plekken vol met roze bloemen juist boven de grond, die na de eerste regen zijn gaan bloeien. Toen we rond zijn akkers van 4 are liepen, zagen we ook nog andere bloemen, die ik in de andere omgeving hier nog niet had gezien. Het was dus even de moeite waard om er heen te fietsen.

Toen we terug waren in Ndala, zag ik dat Michaël Nyaliga had gebeld , dat hij thuis was. Ik ben er nog snel heengegaan. Hij is al enkele jaren een nieuw huis aan het bouwen. Binnen zag het er netjes uit. Mooie tegels op de vloer en het was netjes geverfd. Hij had nog geen geld voor ruiten en vitrage. Hij had een frisdrank en water klaar staan en had een omelet voor me gebakken. Hij vertelde hoe het met zijn vrouw ging. Scholastica is in Dar es Salaam bij familie, omdat ze gedialyseerd moet worden. Dat is al vier jaar zo. Gelukkig had hun zoon, die leraar is een ziektekosten verzekering afgesloten. Anders was zijn vrouw al lang gestorven. Nu hopen ze dat het Nkinga Hospital binnenkort ook met dialyseren begint, Dan kan ze weer thuis komen. Nkinga is hier 50 kilometer vandaan.

Tegen zeven uur ben ik vertrokken om voor het donker thuis te zijn en ik moest nog snel even de plantjes uit Wita in de grond zetten, zodat ze niet zouden uitdrogen. Ze zien er vanmorgen fris uit en lijken het te overleven.

Michael hoopte ook nog, dat ik hem zou kunnen helpen om een Epson printer voor zijn zaakje te kopen. Dat zou iets van €400 zijn. Dan kon hij meer foto’s maken en afdrukken, dan alleen maar pasfoto’s. Daar verdient hij bijna niets mee. Hij moet toch met name met de landbouw zijn inkomen verdienen.

Vanmorgen trof ik na de kerkdienst een groep Spanjaarden aan voor de kerk. Ze zagen mij en kwamen natuurlijk op mij af. Het bleek een medisch team te zijn, die op weg waren naar een ander ziekenhuis om kinderen met hazenlippen te behandelen. Ze waren op doorreis in Ndala, omdat ze te gast waren bij Father Alex, die hen kende van zijn reis naar Spanje.

Na de dienst ben ik verder gegaan met het verslag tot aan de lunch. Ik had om drie uur afgesproken met iemand om vanmiddag het Rubuga forest te bekijken. Dat is sinds 2006 een natuurreservaat. Toen ik klaar was met de afwas heb ik hem gebeld en gezegd dat we eerder konden vertrekken. Hij is een landbouwdeskundige, die de boeren blijkbaar adviseert, daarom kende hij ook de boeren die zo afgelegen wonen.

We gingen op zijn bromfiets en ik had een bedrag van 40.000 shilling (€15) afgesproken. Het was een tocht eerst over een hoofdweg, maar daarna kleine zijweggetjes met los zand. We gingen eerst op een plek kijken in Lyombo of we daar de Orchideeën van een paar jaar geleden terug konden vinden. Ik herinnerde me nog de plek, maar ik zag van 100 m afstand geen orchideeën in de boom. We gingen het vragen bij de buurman. Die bleek zelf ook twee planten in de boom te hebben, stekken van zijn buurman. Mevrouw vertelde , dat de boom die wij zochten een paar jaar geleden was omgewaaid. Zo wist mijn gids wat we in het bos gingen zoeken. Daarna gingen we aan de rand van het natuurreservaat naar een Msukuma boer die blijkbaar het gebied kende. Mijn gids kende hem blijkbaar ook. We konden daar de bromfiets laten staan en de boer ging met ons mee het bos in. We moesten uitkijken, want in dat gebied komen olifanten voor en ook de grote Kudu, een grote antiloop zo groot als een koe. Helaas was het nog erg dor in het bos en zagen we alleen maar gewone koeien. Je zag wel weer planten op komen, maar er stond nog niet veel in bloei. Helaas zagen we ook geen orchideeën op de bomen. Op de terugweg hoorden van een andere boer, dat het heel moeilijk was om ze te vinden, omdat ze door de traditionele dokters worden gebruikt en thuis in de boom werden geplant.

Op de terugweg gingen we ook nog even kijken bij de lagere school in Lyombo. Dat zag er nog armoedig uit. Jaren geleden heb ik de school met geld van de Arnhemse Stichting Bijzonder noden kunnen helpen met 100 schoolbanken. Deze stonden er nog met de tekst “donation by Gerard’ Er waren nu cementen vloeren in de klas lokalen. Er moest een nieuw toilet gebouw gebouwd worden. Ze hadden al stenen gebakken en de zinkput gegraven. Dat is een groot karwei. De bovenlaag was 40cm zand. Dieper was het een steenachtige lava grond. Ik heb hier bij het ziekenhuis eerder gezien, hoe zwaar het is om daarin een zinkput te maken. Dat was werk van weken. De onderwijzer van 10 jaar geleden was er niet meer, maar de huidige leraar wist meteen mijn naam.

We waren om 18.15 uur weer terug en hadden 45,5 km gereden. Dat voelde ik inderdaad aan mijn rug. Ik had moeite om van de bromfiets te stappen.

Dat was het dan weer, wat ik van de afgelopen week heb te vertellen. Ik ben nu alweer aan de laatste week in Ndala begonnen. Ik moet al dingen gaan regelen voor mijn trip terug. Straks moet ik nog foto’s bij dit verslag gaan zoeken. Er komt nog één verslag uit Ndala volgende week.

 

 

Groeten uit Ndala 2021 no 5

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *