Dar es Salaam, 21-12-2021
Ik zit nu op het vliegveld in Dar es Salaam. Het eerste deel van de terug reis zit er al op. Dat ging zonder problemen.
Maandag 13 december was mijn laatste dag in Ndala. Ik was de gehele dag bezig, na het morning report moest ik natuurlijk afscheid nemen van de medische staf.
Ik heb ze verteld, dat ik een goed gevoel had, dat de service van het Ndala hospital weer een beetje beter was dan een paar jaar geleden. Ik heb de afgelopen weken prettig gewerkt. Ik heb dit keer weinig frustraties gehad. De laboratorium uitslagen werden vaak door de verpleegkundigen al van het lab gehaald en bij het dossier gelegd, voordat ik kwam om de uitslagen te bekijken en eventueel de therapie aan passen.
Ik had op de kinderafdeling nog drie moeilijke gevallen. De jongen met meningitis, ging vooruit, nadat ik zaterdag de therapie had aangepast, de koorts was gezakt en hij begon langzaam weer bij bewustzijn te komen. Hij is dus het gevaarlijke punt voorbij en kan weer eten en drinken. Hij had nog geen kracht om zelfstandig te zitten. Maar hij was weer aanspreekbaar.
Ik had Zr . Florida beloofd, dat ik na de koffie nog naar het computer programma zou kijken.Ik had me daar niet mee bemoeid, omdat Robert daar mee bezig was geweest. Het is een eenvoudig programma, maar het terugzoeken van ingevoerde gegevens gaat niet goed. Men kan de vorige uitslagen niet vergelijken. Dat is toch een eerst vereiste wil je de computer gebruiken in plaats van het geschreven dossier. Men kan een chronische patiënt niet volgen. Men kan alleen het actuele probleem bekijken, de laboratorium uitslagen van de dag zelf. Maar de uitslagen van de dag er voor zijn al moeilijk terug te vinden.
Op de laatste dag werden er nog verschillende brieven bezorgd of met de vraag ik die in Nederland op de post kan doen.
Om drie uur kwam Datius Mutalindwa van het laboratorium nog even langs. Hij was juist terug van vakantie en hij wou graag gaan studeren en vroeg hulp. Ik heb hem verteld, dat dit via het ziekenhuis gaat. Hij moet het bestuur van het ziekenhuis om hulp vragen. Het ziekenhuisbestuur zal dan proberen een financiële ondersteuning te vinden.
Daarna kwam ineens Hamis Serikali binnen. Hij was een beetje hopeloos. Hij heeft maar één been. Het andere been is ooit geamputeerd. Hij was door iets gestoken en dat hadden ze eerst op de traditionele manier behandeld. Gevolg was dat het been necrotisch werd en toen ze naar het ziekenhuis gingen kon het niet meer gered worden. Daarna heeft hij veel steun gehad van George Joosten. Die hem via de stichting Tabora kon laten studeren. Hij had via het volwassen onderwijs de middelbare school gedaan en daarna zelfs de universiteit afgemaakt en afgestudeerd als leraar geografie en geschiedenis. Maar het was nog steeds niet gelukt om een baan te vinden. Hij was nu door zr. Florida aangenomen. Maar hij kreeg nog geen salaris als een leraar. Ik heb hem verteld, dat ik zijn situatie heel goed begreep, en dat het ook bij ons vaak gebeurt, dat een gehandicapte er niet in slaagt een goede baan te vinden, omdat men bang is dat iemand het werk niet aan kan. Ik vertelde hem, dat hij de kans moest aangrijpen en ervaring moest opbouwen. Er is niemand die zegt, dat hij voorgoed in dienst van het Ndala Hospital moet blijven. Misschien lukt het hem om stapje voor stapje op te klimmen.Hij ging opgelucht de deur uit. Hij had zijn hart toch even kunnen luchten. Hij had gehoopt, dat ik hem had kunnen helpen om werk te vinden voor een af andere NGO.
Om 17.00 zou Grace Mlay nog even komen. De oudste verpleegkundige van het ziekenhuis. Ze heeft al pensioen, maar ze werkt nog en is hoofd van de OPD. Ze kwam echter niet en ze nam de telefoon ook niet op. Toen ben ik naar haar zoon gegaan, die op het laboratorium werkt en die vertelde, dat dat wel vaker gebeurde. Zijn moeder liet dan bv. de telefoon in de slaapkamer liggen en hoorde deze niet. Toen ik terugkwam van de kinderafdeling kwam ze er juist aan. We hadden nog even een kwartiertje om bij te kunnen praten. Ze vertelde, dat het veel beter ging in het ziekenhuis. De verhouding tussen het bestuur en de werkers was goed, Er was geen spanning.
Om 18.00 moest ik de gehuurde fiets terugbrengen, Maar Paulo was er niet. Hij moest een zieke helpen in het Nkinga hospital. Ik ben nog even langs de zaak van iemand anders gegaan en die was thuis. Tot slot dacht ik, ik ga nog even een biertje drinken bij Jeriko, een restaurant /bar van één van de werkers. Maar daar zat niemand. Toen ben ik thuis maar begonnen met inpakken. Tot slot kwam zuster Claudia nog een halve fles wijn brengen om mijn tijd in Ndala af te sluiten.
Dindag 14 december moest ik vroeg opstaan. Mijn bus zou om 7 uur in Puge zijn en ik moest me om half zeven melden. Ik werd door Rafael weggebracht en hij wachtte netjes tot ik in de bus naar Katesh zat. Ik was om 13.15 in Katesh aan de voet van de Mount Hanang. Thomas Safari stond me op te wachten en we gingen met de bajaj ( een driewielig autotje) naar het hotel. Daar werd ik door iedereen van harte verwelkomt en men was blij me weer te zien.
Na de lunch zijn we naar de markt gegaan om groenten en fruit te hebben, omdat het hotel daar heel zuinig mee is. Hij nam me meer naar de RK kerk. Deze wordt helemaal verbouwd en groter gemaakt, Men is er blijkbaar trots op. Ik heb de afgelopen dagen op meerder plaatsen gezien, dat er grote kerken worden gebouwd. Ook in Tabora en ook in Arusha Zuid. Men kan daar blijkbaar geld voor krijgen. De mensen betalen een soort kerkbelasting 10% van hun inkomen om de kerk te bouwen.
Woensdag 15 december zijn we om 9.15uur vertrokken naar Lake Basuto. Dat is een zoet water meer in de rift valley. Er wordt daar gevist. Het was geen probleem om foto’s te maken. Het land in die omgeving was nog erg droog. Het gras was nog niet aan het groeien. Thomas had een picknick plek bedacht op een schiereiland. Met een uitzicht op het meer aan twee kanten. Na de lunch gingen we een bezoek brengen aan een convent van de Augustijnen. Dat was erg interessant. We werden ontvangen door father Justin. Die ging alles uitleggen. Het concept was bedacht door een Franse abt. Er was een rond kerkgebouw, dat doet denken aan de kerk van Le Corbusier in Ronchamp in Frankrijk . Alles had een betekenis. De hoogte van de ene serie ramen en de andere serie ramen.
De tekeningen op de ramen waren heel eenvoudig, maar heel sprekend. De paters woonden in ronde vrij staande kamers, die als de armen van Christus naast het hoofdgebouw stonden. Het was geen parochiekerk meer. Nadat de waterstand van het meer hoger was geworden, was het schiereiland meer een eiland geworden en de verbinding met de omgeving staat in de regentijd onder water.
Na de terugkomst in Katesh werden we verwacht voor de verjaardags party van Tobias Safari. Hij was 5 jaar geworden. Ik was ook uitgenodigd.Er waren een aantal buurkinderen. De kinderen kregen een flesje frisdrank en eten voorgeschoteld en daarna zongen ze heel enthousiast happy birthday.
Donderdag 16 december gingen we op zoek naar orchideeën We gingen naar de waterval van Mount Hanang. Dit was voor een deel het zelfde pad als voor de beklimming, maar op 2400 meter splits het pad zich en gaat er een pad naar de binnen kant van de gebarsten vulkaan. Toen de Hanang nog een actieve vulkaan was, is de oostzijde van de vulkaan weggeslagen. Het opvallende was, dat naar mate we meer in het binnenste van de berg kwamen het een stukje tropische regenwoud werd met hele grote bomen, vol met mos en varens. We vonden maar één soort orchidee, een kleine polystachia soort . Gelukkig groeiden er op die boom meerdere. De tocht was toch vrij zwaar. Het pad ging op en neer. Totaal was het 8 kilometer met 40 meter hoogteverschil.
We namen de lunch bij thomas thuis. Daarna gingen we naar Maji Moto. Lucie, de vrouw van Thomas ging ook mee. Ze lieten hun drie kinderen de gehele middag alleen. De oudste van 12 en kon goed voor zijn zus en broertje zorgen. Dat was geen probleem.
Maji Moto zijn warmwaterbronnen bij het Lake Balangida bij het dorpje Mureru. Het was 30 kilometer van Katesh vandaan. De afstanden zijn daar wat groter dan hier. Er was een warmwaterbron in een beek en in een zijstuk van het meer was een grotere bron en waren er jongens en mannen aan het baden. Het was echter geen echt zwemmen, want daarvoor was het niet diep en groot genoeg. Behalve het warme water waren er ook flamingo’s te zien, een witte ooievaar en zwaluwen. Tot slot hadden we bij de auto nog een pauze met watermeloen. Dat is met de warmte heel lekker.
Terug in Katesh zijn we tot afscheid uit eten gegaan met ons vieren, Thomas, Lucy zijn vrouw, Petro de chauffeur en ikzelf en daarna hebben later op de avond, Thomas en de barman Saimon en ik, in het hotel de fles wijn leeg gemaakt.
Vrijdagmorgen moest ik weer vroeg uit de veren. Omdat het bijna Kerstmis is zijn er veel mensen, die met de bus reizen. We waren wat laat om een buskaartje voor mij te kopen. Daardoor waren alle beschikbare plaatsen voor de bus van 7 en 8 uur vol en moest ik tevreden zijn met een plaats in de bus van 6 uur. Ik had een slechte nacht gehad, omdat ik me alsmaar zat af te vragen, hoe ik mijn volgende gids, Erick Saimon, zou moeten betalen.
Om 5 uur kwam Thomas Safari mijn regenjas terugbrengen en nam hij het brood en pindakaas, dat ik niet meer nodig had mee voor zijn familie. Petro de chauffeur van woensdag en vrijdag bracht ons met zijn bajaj gratis naar het bus station. Ik zat voorin de bus. Op de tweede rij, maar doordat de stoelen dicht op elkaar stonden, had ik heel weinig ruimte voor mijn benen. Ik moet de handbagage op de knieën mee nemen. We kwamen op 10.15 uur in Arusha aan. Het had daar al uren geregend. De stad was nat en groen. Erick Saimon was op het bus station aanwezig om me op te halen. Hij had nu Raphael altijd bij zich om ervaring op te doen.
’s Middags zijn we gaan pinnen en kon ik een dik pak papier uit de automaat halen. Ik ging me bijna schamen zoveel. Een paar honderd Euro om een auto en chauffeur te huren en zoals dat hier gaat, moet je er ook altijd nog een lokale gids bij nemen. Zo had ik een paar dagen met drie man te maken. Ik hielp drie man hun dagelijkse brood te verdienen en dat wilden ze maar wat graag, want er waren sinds vorig jaar bijna geen toeristen.
Terug in Ilboru zijn we om halfzes gaan wandelen om te kijken of er in die omgeving nog andere orchideeën groeien, want dat was mijn doel om hier naar toe te gaan. Eerst zagen we alleen maar de boom met orchideeën, die we de vorige keer al hadden gezien, maar daarna zagen we een grote ficus die andere bomen wurgt en daar zagen we bovenin een groep orchideeën. Erick ging een jongen halen, die wel in de boom durfde te klimmen. De jongen klom als een aap in de boom, maar het laatste stuk vertrouwde hij toch niet omdat de boom wat nat was en glad. Erick klom zelf ook in de boom, maar dat mocht niet baten. Er werd nog geprobeerd met een soort snoeimes op een lange stok of men een deel los kon stoten. Maar dat leverde alleen maar planten op zonder wortels, bovendien het begon al donker te worden. Raphael zei al dat hij zondag zou proberen iemand anders te vinden om een poging te doen een stuk van de cluster te krijgen en dat is inderdaad gebeurd.
Zaterdagmorgen 17 december gingen we voor 2 dagen op stap. We moesten eerst naar de stad om bij een campingwinkel twee tenten af halen. Daarna gingen we via de weg naar Nairobi naar het dorp buiten de stad Ngaramtoni (ofwel: Helder water in het Masai) om onze gids voor de komende twee dagen op te pikken. Dit was Emanuel. In het volgende dorp, Oldonyobarut, was de wekelijkse markt en daar gingen we nog wat boodschappen doen voor onze trip. Emanuel nam me mee langs de markt en gaf aan wanneer ik rustig een foto kon maken om niet in de problemen te komen.
Daarna gingen we op weg naar het volgende dorp langs de hoofdweg, Engikaret ( Scherpe doorn, verwijzend,dat er in die omgeving bijna alleen maar Accaciastruiken/ bomen groeien met grote doorns) Daar stond de Masai man ons op te wachten. We waren te gast op de grond/boma van zijn familie. Hij heette Kidara Kipara. Hij was samen met zijn vader verantwoordelijk voor de familie. Hij had lagere school gedaan en had zichzelf wat Engels geleerd. We werden bij de boma (met doornen omringd terrein met een aantal hutten) opgewacht door een meneer in een net kostuum en vloeiend Engels sprekend. Hij gaf een inleiding over de Masai en hun gewoonten. Nieuw voor mij was, dat hij vertelde, dat de Masai oorspronkelijk uit Syrië zouden komen. Toen het daar duizenden jaren niet goed ging trokken ze naar Caïro en verbleven daar een tijd. Toen dat ook niet goed ging trokken ze naar het zuiden en kwamen voor hun tweede stop in Soedan aan. Uiteindelijk zijn ze in het huidige gebied in Tanzania en Kenya terecht gekomen om hun kuddes te laten grazen. Ze geloven niet in een god, maar in de natuur en ze hebben alleen met hun voorouders te maken. Ook heel veel ziektes behandelden ze zelf, evenals het geven van verloskundige hulp bij de bevallingen. Zo nodig gingen ze naar de moderne dokter, maar veel werd nog behandeld met natuurlijke middelen.
Na de lunch onder de acacia boom, ging Kidara ons hun gebied tonen. Het was er nog zeer droog en de grond was bar. Er lagen maar een paar cms. grond boven de stenen ondergrond. De begroeiing was heel saai. Bijna alleen maar acacia struiken van een meter hoog. Er was daar geen gras te zien. De regen kwam er dit jaar een maand te laat. Arusha was helemaal groen. Daar 25 km ervandaan, was het kurkdroog en de koeien gingen er dood van de honger. We liepen over dit gebied om de kuddes te zien en ook andere dieren. Het gebied werd de Kleine Serengetti genoemd. Een grote vlakke vlakte met kort gras. Na enkele kilometers lopen zagen we eindelijk, dat het daar wel al had geregend en het gras aan het ontkiemen was. Daar liepen ook Thomson gazelles , Kori bustards (grote vogels) zebra’s en giraffen. Er waren geen leeuwen meer. Uiteindelijk liet hij ons 16 km lopen. Toen we terug waren bij de auto, werd mijn tent opgezet en toen ze hun eigen tent wilden opzetten bleek, dat ze de tentstokken waren vergeten en moesten Erick en Emanuel in de auto slapen. De vader van Kidara kwam ook nog eens kijken of alles goed ging en Kidara werd uitgenodigd met ons mee te eten. Het was een rustige nacht daar onder de acacia boom en met de Kilimanjaro op de achtergrond.
Zondag morgen 19 december vertrokken we om half negen naar Sambasha ten noorden van Arusha om daar in een bos rond te kijken. Emanuel had deze plek uitgezocht omdat daar nog natuurlijk bos is, buiten het Arusha National Parc. Maar in de omgeving stonden grote percelen vol met aangeplante pijnbomen en eucalyptussen. We moesten een berg op. Totaal klommen we 400 m. Het was bewolkt en heel vochtig. Aan de rand van het bos zagen we een grote boom met een grote tros orchideeën. Daar hebben Erick en Emanuel enkele scheuten weten te bemachtigen. Voor dat ze mij ontmoetten, hadden ze nooit van orchideeën gehoord, maar nu zouden ze het nooit meer vergeten. Erick nam ons mee naar het riviertje in een vallei, maar dat was heel voorzichtig lopen zonder uit te glijden. Daar vonden we niets en daarom gingen we terug naar de heuvel, wat ons oorspronkelijke doel was. Het was ook klimmen en het ging regenen. We moesten zelfs schuilen. Het werd een hele vermoeiende tocht langs steile aardappelvelden en langs afgestorven gras. Uiteindelijk liepen we 15 kilometer. We zagen nog wel andere orchideeën hoog in de bomen, onbereikbaar. Toen we bijna terug waren, nam Emanuel mij nog even ter zijde, want hij moest me nog laten zien hoe het van de kleine koffieplant tot het kopje koffie ging. Ik kreeg een cursusje koffie branden. Emanuel zag niet , dat ik er eigenlijk helemaal geen behoefte meer aan had, Ik was n.l erg moe. Maar ik heb het toch maar aangehoord en uiteindelijk een zelf gebrand kopje koffie gedronken.
Maandag 20 december was mijn laatste volle dag in Tanzania. En op het programma stond een bezoek aan een waterval In het dorpje Ng’iresi ten noord oosten van Arusha. Dit duurde niet zo lang en de tweeling zusjes Nheema en Rheema van Erick wilden ook graag mee. Ze zijn 12 jaar. Het was daar een prachtig landschap, leek sprekend op Oostenrijk, groen en steile berghellingen. Om de waterval te zien, moesten we eerst 100 m afdalen in een ravijn. Je moest je de hele tijd vast houden, omdat het glibberige kleigrond was. Daarna liepen we door de kloof langs de beek en tot er aan het eind een grote ton vormige ruimte was met min of meer loodrechte rotswanden. En daar viel de waterval van 48 m hoogte naar beneden. Het was heel indrukwekkend om de ruimte te zien. Zaterdag was alles dor en droog in de Kleine Serengetti, hier was alles groen en nat. Terug bij de auto kregen we nog een koude regenbui tijdens onze lunch.
Op de terugweg naar huis moest ik nog even naar de curio shop voor een souvenir en om 16.00 uur had ik afgesproken om een man uit Ndala te gaan begroeten. Dat stelde hij erg op prijs. Zijn vader was verpleegkundige hulp in het ziekenhuis, trok tanden en kiezen, kon heel goed wonden behandelen en ik heb hem ook geleerd om röntgen foto’s te maken en te ontwikkelen, nadat ik dat eerst mezelf had geleerd. Hij heeft ook meerdere keren Thomas moeten helpen. Deze Joseph Dominique Igombe woonde sinds een maand in een nieuw huisje in Arusha Zuid. Het trof, dat Erick daar ook in de buurt moest zijn. Hij had daar van zijn familie een stuk grond, dat hij wil gaan verkopen. Hij heeft het nu niet nodig. Er zijn andere belangrijke dingen. Het beeld van die wijk Muriet wordt beheerst, door het beeld van een grote katholieke kerk op het hoogste punt van de wijk. Dit doet denken aan een kathedraal. Ook in Tabora zag ik dat en in Katesh werd de R.k. kerk ook uitgebreid. Joseph is gids voor toeristen, die de Kilimanjaro willen beklimmen. Hij organiseert ook safari’s.
Mocht er iemand belangstelling hebben, dan kan hij zich bij mij melden. Joseph had dit jaar nog wel één of twee maal per maand klanten gehad. Hij was nog in staat zijn nieuwe huis je te bouwen. Het is nog klein en hij wil er nog twee kamers bij bouwen later. Maar nu zag het er netjes afgewerkt uit met mooie tegels op de vloer en netjes gesausde muren met alles binnenshuis.
Dinsdagmorgen kon ik rustig aandoen. Het bezoek aan het moederhuis van de Zusters van Carolus Borromeus bij Kilimanjaro airport, ging niet door omdat er twee zusters waren overleden. Het moeilijkste was om de koffer op gewicht te krijgen. Ik had 25 kilo in de koffer en het maximum is 23 kilo. Dus ik moest dingen uit de koffer halen. Ik begon met de schoenen, overhemden en ook haalde er ook een jurk voor Hilde uit, die ze in Ndala hadden gemaakt naar een foto, die ik had laten zien. Ik was bang, dat Hilde die toch niet zou dragen en dat hij nooit zou passen. Dus ik heb de jurk aan de moeder van Erick gegeven en die was er heel blij mee.
Om 11.30 vertrokken we naar het vliegveld en we waren er een uur voor het inchecken. Het was rustig Er kwam maar één vliegtuig, naar Dar es Salaam.
Ik was om 16.00 in Dar es Salaam en daar moest ik tot 21 uur wachten om in te checken. Achteraf had ik de tijd nodig. Ik moest uitvinden of en waar ik me op Corona moest testen. Eerst werd ik van het kastje naar de muur gestuurd en snapte ik niet waar ik moest zijn. Uiteindelijk werd de verpleegkundige die achter het bureau zat heel behulpzaam en hielp me om mijn gegevens op de website van het ministerie van gezondheid in te vullen. Ze kende Ndala en kwam zelf ook uit de Tabora region. Daarna kon ik $10 betalen en kon ik gaan wachten voor een antigeen test. Om 20.00 had ik mijn bewijs, dat ik Corona vrij was en naar huis mocht vliegen.
Ik heb nog even wat gegeten en toen was het tijd om in te checken. Het vliegtuig zat lang niet vol. Ik zat bij het raam, maar de stewardess vroeg of ik alleen was? Dan kon ik in het middenstuk gaan zitten, want daar waren drie stoelen vrij. Ik heb zo gelukkig in de nacht lekker op drie stoelen kunnen slapen. Aan gekomen op Schiphol, was het wennen aan de kou. Het vroor. En in de trein was het muis stil. Ik zat vanaf Schiphol bijna het hele traject alleen in de coupé.Nu ben ik weer thuis en moet het gewone leven weer oppakken.
En ik kan concluderen, dat mijn bezoek aan Tanzania weer zinvol was en vol belevenissen. Als het aan het Ndala Hospital ligt, verwachten ze me weer terug. Ik antwoordde steeds, als God het wil en Hilde het toestaat, misschien.
Dit was dan het laatste verslag van 2021. Of het er nog een keer van komt kan ik nu niet zeggen. Ik ben veilig hier maar moet nu aan de lockdown wennen. In Tanzania was het leven gewoon en levendig.
Ik dank jullie allemaal, dat jullie belangstelling hadden om mij te volgen. Ik hoop, dat ik een beetje de indruk heb gegeven van het leven daar en dat de ontwikkelingen daar snel gaan sinds de mobiele telefoon er is. Het is niet allemaal zo ingewikkeld of ellendig zoals we dat vaak in de media zien.
Gerard